De kotilo heeft klankbuis van vaste lengte. De enige tonen die voortgebracht kunnen worden, zijn de zogeheten natuurtonen, gehele veelvouden van de grondtoon zoals die door de lengte van de buis bepaald is. Door de lipspanning (embouchure) te vergroten ontstaat bij het spelen een reeks boventonen. Ook overblazen is een belangrijke techniek. Als de grondtoon een C4 is, wordt de natuurtonenreeks C5, G5, C6, E6, G6, Bb6, C7, D7, E7. Voorbeelden van melodieën die op een kotilo gespeeld kunnen worden, zijn: de Reveille en de Last Post.
Elke Kotilo is voorzien van een noodle.Dit zorgt ervoor dat het instrument kan worden gestemd. Pool noodles, zwem noodles, flexibeams en zwemslurven zijn verschillende namen die gebruikt worden maar allemaal hetzelfde betekenen. Het zijn schuimrubberen buizen uitermate geschikt voor gebruik tijdens zwemlessen of aquafit groepstrainingen. Pool noodles zijn verkrijgbaar in verschillende kleuren en lengtes. Door het schuimrubber zijn ze gemakkelijk te buigen in de gewenste vorm voor de oefening.
De kotilo bestaat in verschillende afmetingen:
Lengte/mm | Lengte/mm | ||
La | 825 | Sol | 490 |
Si | 740 | La | 440 |
Do | 705 | Si | 395 |
Re | 635 | Do | 375 |
Mi | 575 | Re | 345 |
Fa | 545 | Mi | 320 |
De afgelopen tien jaar hebben Jean Jeltsch en Muriel de Poorter gewerkt aan muziekeducatie en rudimentaire muziekinstrumenten.
Dit onderzoek heeft als doel om alle kinderen en mensen die muziek willen leren kennen in staat te stellen een ontmoeting te hebben met een instrument en een muzikale praktijk die zowel actief als collectief is.
Jean Jeltsch en Muriel de Poorter werken beiden bij het Centre de Formation de Musiciens Intervenants in Lille. In dit kader hebben ze de cyclus “Lutheries sauvages pour musiciens civilisés” ontwikkeld, mondstukken en mondstukken ontworpen, bijscholingscursussen georganiseerd en de cyclus “Lutheries sauvages pour musiciens civilisés” ontwikkeld.
In 2010 richtten ze het Atelier de Lutheries Expérimentales op, het label ALEx en een aantal wetenschappelijke tentoonstellingen over muziekinstrumenten.
Jean JELTSCH, klarinettist en klarinethistoricus, beoefende verschillende vroege klarinetten (chalumeaux en bassethoorns) voordat hij zich ging interesseren voor de orale tradities van Frankrijk en Europa (Hongarije). Momenteel is hij directeur van het CFMI in Lille, waar hij sinds 2003 werkt. Hij heeft een cursus praktische organologie opgezet en werkt momenteel aan verschillende reconstructies van verdwenen instrumenten en aan de kwestie van innovatie in muziekinstrumenten. Hij is houder van twee internationale patenten.
DE TROMPETINSTRUMENTEN IN ANDERE CULTUREN
Fluitinstrumenten in algemene zin worden gekenmerkt door een smalle buis waarin een toon wordt gevormd door werveltoonmechanisme aan of vlak bij één van de uiteinden. Een werveltoon ontstaat wanneer lucht tegen een scherpe rand wordt geblazen. In het geval van een dwarsfluit richt de speler de lucht op de verre rand van het mondgat, in het geval van een blokfluit wordt de lucht door de kernspleet naar het labium gevoerd. Bij rechte fluiten en panfluiten is opening aan het bespeelde einde van de buis van het instrument tevens mondgat. De speler richt de lucht ook hier naar de overzijde van de opening. In alle gevallen zal de geblazen lucht, indien goed gericht, niet door de verre rand in tweeën gesplitst worden, maar eerder afwisselend aan de ene en aan de andere kant passeren. Omdat deze rand zich aan het begin van een buis bevindt, wordt de lucht afwisselend in en langs de buis geblazen. Deze afwisseling wekt periodieke luchtdrukfluctuaties op in de buis en daarmee een toon. De excitatie heeft wel een eigen frequentie, afhankelijk van blaasrichting, -afstand, -sterkte, enz., maar deze is niet stabiel en weinig specifiek. De toon van het instrument wordt in wezen gevormd in de buis, die wordt gekenmerkt door duidelijke resonanties en die dus ook een duidelijke toon produceert. Deze resonanties zullen de werveltoon bij het mondstuk een duidelijke frequentie geven. Voor de akoestiek van fluitinstrumenten zijn dus beide aspecten van belang, het ontstaan van de toon als werveltoon en de regulering van de frequentie daarvan door de buis die eraan is gekoppeld.
Verwijzingen naar deze tekst graag op de volgende manier:
Rudolf Rasch, Muziekinstrumenten: Hoofdstuk Negen: Aërofonen 3: Trompetinstrumenten
https://muziekinstrumenten.sites.uu.nl/
SCHELP ALS TEKEN VAN MACHT
Lord of the Flies is een boek dat is geschreven door William Golding en is gepubliceerd in 1954. Het verhaal volgt een groep jonge jongens die gestrand zijn op een eiland na een vliegtuigongeluk. De eerste twee personages die samenkomen zijn Ralph en Piggy. Terwijl ze lopen, komen ze een schelp tegen, die Piggy identificeert als een schelp. Hij zegt dat het geluid maakt als je erin blaast. Ralph blaast in de schelp, en de andere gestrande jongens horen hem en komen kijken wat het geluid was. Op die eerste bijeenkomst wordt Ralph tot leider gekozen, omdat hij de jongen was die op de schelp blies. Vanaf dat moment wordt de Lord of the Flies schelp een belangrijk symbool in de hele roman.
De tapa kan worden gebruikt in diverse formules:
-muziekworkshops in combinatie met andere instrumenten.
-upcycledance
-soundtrack
-soundhealing
Tarieven en reserveringen voor aanschaf, bouw en workshops vind je hier.